Het ging alle kanten op. Er waren alleen maar ‘ja-maar’s en ‘nee-maar-jij-dan’s. Ze lieten zich niet stilzetten en we dreven voortdurend weg van waar het nu echt om ging. Ze wilden hun relatie verbeteren maar sleurden elkaar, zonder dat ze dit in de gaten hadden, mee in een zeer hardnekkig patroon.

Ik had het gevoel dat ze niet alleen elkaar maar ook mij alle hoeken van de kamer lieten zien en het kostte mij, hun toch wel enigszins conflictvermijdende therapeut - eerlijk is eerlijk -, moeite om het stuur van het proces in handen te houden. Ik kreeg een groeiende weerzin tegen de sessies met hen. ‘Wat heeft deze therapie voor zin’, ‘er valt niet met deze mensen te werken’, waren de zinnetjes die bij mij boven kwamen drijven. En zinnetjes als: ‘het ligt aan mij’, ‘ik ben een slechte relatietherapeut’, ‘zie je wel, ik kan het niet’. Ik kwam in oordeel naar hen maar ook naar mezelf terecht, en raakte het contact met hen kwijt. Het lukte me nog amper om mezelf voor te houden dat ze beiden ongetwijfeld hun goede redenen hadden voor hun hinderlijke gedrag.

Meer dan ooit was het van belang dat ik goed wist waar ik op uit was. Ik moest manieren vinden om het proces weer opnieuw in handen te krijgen. Er zat niets anders op dan rustig te blijven, bij mezelf stil te staan en alle weerzin die ik voelde serieus te nemen. Ik moest mijn eigen supervisor zijn en deed wat SOT (Self of Therapist) work met mijzelf over de weerzin die ik voelde. Ik kwam uit bij mijn eigen angst om de controle kwijt te raken en bij mijn verlangen om grip te hebben op lastige en conflictvolle situaties.

Ik moest denken aan de kreet ‘hoe heter, hoe beter’ die ik laatst hoorde. De gedachte dat, hoe reactiever het patroon van onze cliënten is, hoe groter hun ‘unmet needs’ waarschijnlijk zijn, hield mij op de been. Door mijn innerlijke uitstapje naar het SOT-work lukte het mij om vol te houden. Ik moest weliswaar alle zeilen bijzetten om naar de begrijpelijke redenen voor het nare gedrag van mijn cliënten te zoeken, maar dat was nu eenmaal een voorwaarde om hen te kunnen valideren in hun pijn en kwetsbaarheid. Die erkenning hadden ze nodig. Of beter gezegd, daar hadden ze recht op. Wat mij ook hielp was het besef dat zij zich niet voor mij hoefden te ‘gedragen’. Onze cliënten mogen in principe alles. Ze hoeven niet ‘leuk’ mee te doen, zoals mijn wijze supervisor altijd zei.

Ik moest alles uit de kast halen om te vertragen, te RISSSSC-en, mijn hechtingsbril op te zetten en hun nare gedrag te vertalen naar hun onderliggende verlangens en angsten. Ik bleef doorbijten om hen in kwetsbaarheid te laten praten over zichzelf. Zij zetten met hun ‘ja-maars’ alsmaar komma’s en ik probeerde ze te verleiden tot punten. Door ze, in mijn beleving soms als een venijnige terriër, stil te zetten, kwamen we verder. We konden uiteindelijk stilstaan bij dat wat de man steeds zo heftig triggerde.

Zijn gevoelige snaar? Hij kon niet tegen kritiek. Dat was de blauwe teen waar zijn vrouw onophoudelijk op stond. Ik realiseerde me dat zijn vrouw niet verantwoordelijk was voor deze blauwe teen, dat zijn pijn ouder was. Bovendien was het zíjn pijn. Met behulp van het inmasseren, rondcirkelen en herhalen kwamen we terecht bij zijn schrijnende geschiedenis. Ik voelde me geraakt en kon dat aan hem laten zien. Ook zijn vrouw toonde compassie.

Doordat zijn vrouw nu zachter en toegankelijker werd, kon hij verdrietig zijn. Het werd veiliger en toen durfde hij te delen waar hij in zijn verleden door beschadigd was. Hij kon dat alles vertellen, terwijl ik hem hielp om punten te zetten in plaats van komma’s. De punten brachten ruimte voor geraaktheid en mededogen, bij ons alledrie. Er was weer hoop, we konden opnieuw gaan bouwen aan hun relatie.

 

Over Ineke Scholten

Ineke Scholten is EFT-therapeut, -docent en -supervisor. Ze schreef een boek over therapeut zijn, getiteld: Vooruit struikelen in therapie en supervisie. Bij Stichting EFT Nederland geeft ze onder meer de masterclass ‘Van inhoud naar beleving in EFT’.

Deel artikel

Gerelateerd nieuws