‘Vechten voor de liefde’ is bestemd voor het grote publiek en behandelt zeven vragen waar koppels die kampen met geweld in hun relatie vaak mee worstelen. Hieronder vind je een fragment uit hoofdstuk 2. Wil je zelf leren hoe om te gaan met partners waarbij geweld speelt? Schrijf je dan in voor de masterclass die Lieven en Jef in september in Utrecht geven.
Een fragment uit ‘Vechten voor de liefde’:
‘Eindelijk!’, een romantisch ideaal
Een relatie begint met de illusie dat kwetsen niet bij de liefde hoort. Terwijl dat er in de realiteit sowieso bij hoort, net omwille van het feit dat niemand anders zijn mening en blik er zo toe doen. Niemand kan ons zo pijn doen als degene die in ons hart woont. Als we even stilstaan bij de illusie, raken we meteen aan het werk van Justine van Lawick. Zij verrichtte in de Lage Landen ongelofelijk sterk werk samen met Martine Groen. Deze vrouwen verdienen heel wat krediet voor het bespreekbaar maken van geweld in relaties en voor de ruimte die ze creëerden om hierrond te werken met koppels. Wat zij heel kernachtig verwoorden en wat mooi aansluit bij de illusie die we net beschreven, is dat mensen die lijden onder geweld in een relatie vaak vertrekken vanuit een ‘romantisch ideaal’. Het concept spreekt tot de verbeelding.
Jef licht het toe. Jef: “Mensen ontmoeten elkaar, en op een of andere manier geeft dat iets magisch. Als je bij koppels vraagt naar het begin, naar hun ontmoeten in die eerste fase, beschrijven ze vaak een ervaring die ongeveer als volgt klinkt: ‘Eindelijk iemand die me ziet in wie ik ben. Eindelijk iemand die me ziet in wat ik doe en kan. Eindelijk iemand die me begrijpt. Eindelijk iemand die me troost. Eindelijk iemand met wie ik plezier kan maken en me vrij kan voelen. Eindelijk iemand bij wie ik mezelf mag zijn en net dan graag gezien word.’ Ik had gisteren een koppel bij mij dat erg onder geweld lijdt en die het als volgt verwoordden: ‘Eindelijk iemand die mij niet denigreert. Eindelijk iemand bij wie ik gelijkwaardigheid kan voelen.’ Het belangrijkste woord in al die uitspraken is: ‘Eindelijk!’ Op een of andere manier voelt dat genezend aan. Ik denk dat Justine van Lawick daarom spreekt over het ‘romantische ideaal vanuit de traumatische verbinding’. Trauma klinkt zwaar en het hoeft niet altijd zwaar te zijn. De ervaring is ook geldig zonder trauma. Er is niemand die opgroeit zonder hartzeer, zonder afgewezen te worden. Iedereen is klein geweest en is opgegroeid en heeft in dat proces krassen opgelopen. We hebben allemaal genoeg pijn ervaren om ‘Eindelijk!’ te voelen. Er zijn natuurlijk kwetsuren die dieper, groter en pijnlijker zijn, waardoor de ‘Eindelijk!’ ook waanzinniger wordt. Waanzinnig in de zin van: ‘Ik wist niet dat dit bestond!’ Het is dus een spectrum. Hoe meer je gemist hebt in het leven, hoe magnetischer en betoverender iets voedends dan is. Als je veel liefde of veiligheid of warmte gemist hebt en plots voel je die langverwachte liefde of warmte… dat is fantastisch.”
Het gaat in de liefde zoals met magneten. Het gevoel van ‘Eindelijk!’ doet iets in/aan elkaar klikken en dat is geweldig. Magneten hebben echter ook de eigenschap dat ze als je ze omdraait, plots niet meer samen raken, dat ze elkaar wegduwen. Dat is de andere kant: er is niemand die je zo kan raken als diegene die je zo graag ziet, als diegene die je zo intens ‘Eindelijk!’ doet voelen. Ineens werken de magnetische krachten in de andere richting en gebeuren er hele kwetsende dingen.
Hoe groter het gemis, hoe luider de ‘Eindelijk!’ en hoe groter de desillusie van de barsten die daarin komen. Het gaat sowieso een keer pijn doen, maar de intensiteit van het verlies van de ‘Eindelijk!’ neemt toe als de pijn en het gemis eronder groter zijn. De ‘Eindelijk!’ zegt: ‘De pijn is voorbij’, maar in de werkelijkheid zit de pijn in je lijf en gaat die niet voorbij. Het is zoals Alfons Vansteenwegen het verwoordt: na de droomfase komt de realiteit binnen en met de realiteit komt het verschil. Dat houdt automatisch in dat je partner op een bepaald moment tekortschiet. Dan wordt die pijn daaronder opengereten. Om die pijn echt te begrijpen, moeten we naar de hechtingsvragen die eronder liggen.
Lieven: “Je komt iemand tegen in de liefde, in de verliefdheid en je voelt hoe geweldig dat is. De ‘Eindelijk!’ die dan klinkt, is de opluchting na de kwetsbaarheid. Als je de kern van ‘Eindelijk!’ neemt, gaat het over de opluchting als antwoord op twee of drie vragen: ‘Ben ik goed genoeg voor jou? – Oef, eindelijk ben ik meer dan goed genoeg als ik gewoon mezelf ben!’ of: ‘Ben je er voor mij? – Oef, er is eindelijk iemand die er echt voor mij wil zijn!’ Je kunt er nog aan toevoegen: ‘Hoor ik erbij? – Oef, ik kom eindelijk thuis…’ Dit zijn in volwassen liefdesrelaties drie belangrijke vragen om die ‘Eindelijk’ te begrijpen. Dat is wat hechting en Sue Johnson ons geleerd hebben. Zij heeft dat complexe gegeven vertaald in mensenwoorden. Als we dat in het Nederlands vertalen, komen we bij: ‘Eindelijk is er iemand voor mij! Eindelijk ben ik goed genoeg in iemands ogen! Eindelijk hoor ik ergens bij.’ Of nog: ‘Ik word gezien, zomaar.’ Soms werd je gezien omdat je van alles kapotsloeg of lastig deed. Soms werd je gezien als je hard genoeg zorgde of perfect presteerde. Nu word je gezien zonder moeite te doen. En dat is zo geweldig. Het is een verlangen van elke mens om gezien te worden omwille van wie je bent, zonder iets te moeten kunnen of doen.”
Een barst in het ijs
Jef: “Als we de ‘Eindelijk!’ een tijdje voelen, ontstaat graag zien of houden van. Als we langere tijd voelen: ‘Ik ben goed genoeg, ik doe ertoe en word gezien, ik kom thuis…’, dan ontstaat liefde. Maar als we mensen in ons hart laten, dan nemen we een risico. Je laat hen toe, laat hen dichterbij en dan durf je jezelf meer te laten zien dan anders. Heel concreet: je durft al eens je kleren uit te doen. Je toont je naakt, je laat je zien… En dan is seksualiteit een symboliek voor wat er in een relatie gebeurt. Je laat je aanraken, je laat je kwetsbaarheden zien. Op dat moment groeien de liefde en het gevoel verbonden te zijn en parallel groeit het risico dat je neemt. Als ik me zo kwetsbaar toon en dan wordt er een beetje gelachen… dat komt binnen en doet pijn. In de buitenwereld, bij mensen waar ik niet dat ‘Eindelijk!’-gevoel heb, kan ik dat aan, want daar sta ik niet naakt. Maar hier ben ik niet beschermd en als mijn partner dan iets doet wat me de indruk geeft: ‘Je ziet me niet graag. Ik ben niet oké voor jou. Ik hoor er niet meer bij…’, dan komt er een breuk in het ‘Eindelijk!’-gevoel.
Ik zie voor me dat je op een heel stevig stuk beton staat. Of een dik pak ijs, om het met de metafoor van Jim Furrow te zeggen. Je kunt er met twee op staan en je voelt stabiliteit, stevigheid: van hieruit kunnen we de wereld aan. Plots gebeurt er tussen ons iets. Je partner zegt iets dat je echt kwetst en… krak. Een barst in het platform waar je samen op staat. Paniek! Dat is beangstigend. Het is net omdat we een veilige verbinding en veilige liefde hebben, omdat we de ‘Eindelijk!’ ervaren… en het dan onvermijdelijk weer verliezen… dat dit een startpunt kan vormen van een proces waarbij mensen gaan vechten voor liefde. Dan is het niet raar dat je elkaar pijn doet als je van elkaar houdt.”
Lieven: “Ik vind die naaktheid zo herkenbaar. De fysieke, maar vooral ook de psychologische naaktheid. We kennen dat allemaal. Je komt iemand tegen en plots vertel je dingen die je nooit eerder vertelde. Dat is heel intiem en speciaal. Als in die naaktheid plots onveiligheid binnenkomt, kan dat heel heftig zijn. Plots zijn haar vriendinnen erbij en lacht ze met iets van zijn naaktheid, of plots komt haar naaktheid over de moeilijke relatie met haar ouders terug als ‘Je bent net je moeder!’… Dan begrijp je dat dat heel pijnlijk kan zijn. De kern is dat ‘Eindelijk!’ op een bepaald moment verbroken raakt. Onvermijdelijk. Het kan niet anders. Dit is het verhaal van alle stellen, dat is niet enkel zo bij koppels die lijden onder geweld. Dan komt er angst.
In de manier waarop we die angst overwinnen, zit verschil tussen koppels. Er is onderzoek dat zegt dat geweld het meest voorkomt bij jonge koppels, bij adolescenten, jonge studenten. Dat heeft een stuk te maken met de hersenontwikkeling. De frontale lobben zijn nog niet zo ontwikkeld, dus je kunt nog niet zo goed perspectief nemen bijvoorbeeld. Het heeft ook te maken met de intensiteit van de emoties in die fase. Als de ‘Eindelijk!’ daar verbroken raakt, kan dat snel overslaan in geweld. Die koppels gaan wel vaker uit elkaar, vermoed ik.
Als je langer bij elkaar blijft, heb je de ‘Eindelijk!’, het verbreken ervan die angst wakker maakt en daarop ent zich een bepaalde interactiecyclus. Als je daar doorgroeit, kun je terug een soort ‘Eindelijk!’ vinden, maar dan van een andere soort. In een vorm die meer genuanceerd is en meer duurzaam. Het is een proces doorheen de tijd. Die tijd is een belangrijk gegeven. Je kunt de herhaalde ervaringen van ‘Eindelijk!’ beschouwen als bakstenen die in de zon liggen te drogen. Als je samen veel ‘Eindelijk!’ gevoeld hebt, zijn dat stevige bakstenen waarmee je een stabiel, sterk huis kunt bouwen. En dan is het huis of de thuis belangrijker en duurzamer dan dat intense, maar korte gevoel van ‘Eindelijk!’. In dat huis weet je dat het in de liefde ook pijn kan doen. Maar dan is dat niet bedreigend, want ondertussen weet je dat het huis dooreengeschud kan worden, maar dat je het hersteld krijgt. Dan weet je dat een beetje schade niet betekent dat het huis instort: er is een vertrouwen dat je het samen wel gerepareerd krijgt.”
De evolutie van bescherming
De magnetische aantrekking van het aanvankelijke gevoel bij iemand thuis te komen, eindelijk begrepen te zijn, voor het eerst echt te mogen zijn wie je bent… wordt onvermijdelijk doorbroken. Dit genereert logischerwijs angst die we temmen door in een bepaald patroon in interacties te stappen. Dit patroon is een vorm van bescherming tegen de onvoorspelbaarheid van het verlies van de ‘Eindelijk!’ die op korte termijn goed werkt, maar op langere termijn net meer escalaties geeft. Het is mogelijk om je hier als koppel door te werken, onder andere door elkaars bescherming hierin te begrijpen. Als we tot dat begrijpen willen komen, is het zinvol om eerst te begrijpen hoe die bescherming evolutionair geworteld is.
Jef: “Om te begrijpen hoe angst kan overslaan in conflict, is het belangrijk om aan te halen hoe we van nature uitgerust zijn met een vermogen om ons te beschermen tegen het verlies van een thuis. Waar dat op teruggaat, is dat we kuddedieren zijn, zoogdieren, stamdieren. Om te overleven zijn we gaan relateren en verbinden. Sue Johnson zegt daarover dat we beter de ‘homo empathicus’ genoemd zouden zijn. We hebben als mens namelijk een systeem dat gericht is op voelen hoe het met elkaar is. We kunnen diepe connecties (verbindingen) met elkaar aangaan. Dat doen we niet zomaar. We doen het omdat dit onze manier was om te overleven zoveel miljoenen jaren geleden. We hadden en hebben een stam nodig om te kunnen overleven. Wij kunnen dat niet alleen. Wat gebeurt er als je in de stam bedreigd wordt? De stam dient om de bedreiging van buitenaf aan te kunnen, maar het kan ook zijn dat het misloopt ín de stam, dat de bedreiging van binnenin komt. Dat er daar ruzie is, dat je daar in je naaktheid gekwetst raakt en dan… zijn we van nature uitgerust om ons te beschermen tegen de hele grote angst om de stam, je relaties, je thuis te verliezen… net omdat dit voor onze soort levensbedreigend is. In deze tijd is die stam trouwens vooral een partnerrelatie. Daar zit heel veel druk op. Een tijd geleden had je nog het dorp, of de gemeenschap, nu is dat het kleine gezin met de partner als belangrijke basis daarin. Wat de natuur ons meegegeven heeft als dit gevaar dreigt, is iets wat de lezers mogelijk kennen: ‘fight of flight’.
Als er iets gebeurt waarbij verlies van onze stam dreigt, gaan we heel luid worden en protesteren: ‘Ik woon met jou in een thuis die ik niet kwijt wil. Ik weiger jou te verliezen! Je hebt me gekwetst en ik protesteer!’ Dat is die ‘fight-modus’. Er is een breuk in die stevige fundering waar we op stonden en daar vecht ik tegen. Dit is een strategie die we al kenden als baby. Een baby die uit mama’s lichaam komt en het contact verliest, gaat huilen: ‘Waar ben je?!’ Ze worden gerustgesteld als ze op een lichaam liggen, een hartslag en contact voelen. Daar zie je al hoe aangeboren die neiging is. Denk bijvoorbeeld ook aan kleine aapjes die bij dreigend gevaar de pels van hun mama vastgrijpen. Zij gaan zich letterlijk vastklampen, en dat is ook wat heel wat mensen figuurlijk zullen doen: ‘Vastgrijpen!’ Dat is één mogelijke strategie ter bescherming. De andere, de ‘flight-modus’ is ‘weather the storm’, de storm over laten razen: stil worden, wachten. Als ik gewoon voortdoe en niet probeer te voelen hoe beangstigend dat is, zal het wel voorbij gaan. ‘To turtle’ zeggen ze in het Engels: je hoofd in je schild trekken. ‘Kop in kas!’ zeggen we in het Vlaams. Niet te veel voelen. Bukken en overleven.”
Lieven: “We zijn hechtingsdenkers, hé, Jef. Dus die stam is in het heden onze ‘thuis’. Thuiskomen is in een stam komen waar je goed genoeg bent en gezien wordt. Dan hoor je ergens bij. Binnen je thuis voel je jezelf beschermd tegen de rest van de wereld en als er binnen die thuis iets bedreigends gebeurt, komt er ‘Kop in kas!’ of ‘Vastgrijpen!’ Daar is niks mis mee. Ze zijn beide nodig. Als je jouw stem nooit laat horen, kun je het best leren voor jezelf op te komen en als je alles direct wilt, kun je het best leren te wachten. Dat doen we al vanaf dat kinderen twee jaar zijn: ‘Wacht even. Niet direct.’ Kunnen afwachten én kunnen spreken zijn beide positieve dingen. Als dat goed werkt, wordt dat gehoord door de ander en dan zakt de angst en wordt het weer rustig. Dus het hangt af van de reactie. Die is cruciaal. Als de baby weent en de mama of papa daagt op, heeft de baby dat goed gedaan. Als de vierjarige aan tafel zit en de ouders zeggen: ‘Wacht even, papa en mama zijn aan het spreken, straks is het aan jou’, en dat kind kan dat en mag dan spreken… goed gedaan, hé. Het zal even lastig zijn om te wachten, want die vierjarige wil dat ze naar hem luisteren. Maar hij leert erop vertrouwen dat er naar hem geluisterd zal worden, dat de ander er voor hem is en dat hij er mag zijn.
En dan komt het: als je herhalingen hebt waarbij het wachten maakt dat je gehoord wordt, waarbij je leert dat je soms wat luider moet spreken om gehoord te worden, maar dat je dan effectief gehoord wordt, dan ontstaat de veiligheid: ik heb een stevig huis waarin ik er mag zijn in de ogen van de ander, ik heb manieren om gezien te worden en te voelen dat ik goed genoeg ben. Hoe wankeler het huis is, doordat er te grote barsten in de fundamenten zitten, hoe meer je voelt dat de ‘Kop in kas!’ of de ‘Vastgrijpen!’ geen effect heeft, hoe groter de paniek. Dan gaan we steeds luider roepen of stiller zwijgen over de tijd heen. En die ervaring van heel luid of heel stil te moeten roepen, nemen we mee naar de volgende thuis.”
Verder lezen? Je kunt het boek hier bestellen.
Eerder publiceerden we al een interview met Lieven Migerode over zijn ervaringen met koppels die kampen met partnergeweld.
Wil je zelf leren hoe om te gaan met partners waarbij geweld speelt? Schrijf je dan in voor de masterclass die Lieven en Jef in september in Utrecht geven.
Hier vind je tot slot een verslag van de boekpresentatie.